Het NHG en H&W bestaan 65 jaar en daar worden mensen sentimenteel van. Heeft dat nu iets opgeleverd in de tijd dat je hoofdredacteur was, vroeg de huidige redactie aan mij. Lang geleden (2000–2006) was ik hoofdredacteur en als ik nu de verzamelbanden (ja, die heb ik nog) doorblader dan bekruipt me het gevoel dat huisartsen in kringetjes ronddraaien en dat er ook wel wat koekoeksjongen zijn opgegroeid.
Een van de eerste artikelen in mijn periode ging over ‘De Nachtwacht, een nieuwe organisatie van de nachtdienst in Almere’, met als conclusie: ‘De nieuwe organisatie heeft geleid tot minder werkdruk en grotere tevredenheid bij huisartsen’. Ik geloof niet dat veel praktijkhouders die conclusie nog onderschrijven. De ANW-zorg is een voortdurende pain in the ass geworden. Van de opluchting niet meer elke week dienst te hebben is niets meer over.
Een paar jaar later publiceerde H&W een serie over Woudschoten, 1957. Samen met Ger van der Werf reconstrueerde ik daarin de eerste Woudschotenconferentie, die van ‘continue, persoonlijke en generalistische zorg’. De huisartsgeneeskunde stond in de jaren vijftig onder druk, net als nu. Ongelofelijk rommelig kwam er een bruikbare omschrijving van ons vak tot stand. Nogal een verschil met de gestructureerde opzet en ontwikkeling van de recente versie uit 2019. Nu verzamelt het Nivel min of meer continu gegevens uit de praktijk, maar in 2000 was dat nog een hele toer. ‘De tijd dat huisartsen een solopraktijk hadden en 7x24 uur beschikbaar waren, ligt ver achter ons’, zo begonnen onderzoekers een artikel over patiëntervaringen rond continuïteit van zorg. Driekwart van de patiënten wilde toen altijd dezelfde huisarts spreken. Wellicht is die wens er nog steeds, maar in grote delen van het land is het geen realiteit meer. De zorg verbrokkelt.
Ook de discussie over nieuwe functies in de zorg is al jaren oud. Met weinig enthousiasme van het NHG-bestuur initieerde H&W in 2006 het Tijdschrift voor Praktijkondersteuning. Die nieuwe beroepsgroep moest volgens ons ook echt ingebed worden in de ‘Huisarts en Wetenschap’-familie. LHV en NHG waren destijds nogal huiverig voor allerlei nieuwe functies. Sjoerd Zwart en Monique Fillipo schreven een vlammend betoog tegen de bestuurlijke ontmoediging van de inzet van nurse practitioners. Zestien jaar later is die ontwikkeling nog steeds niet van de grond gekomen.
Het vierde niet opgeloste punt is de ggz. Tussen 2000 en 2004 was er een groot project, geïnitieerd door VWS, om de ggz te herstructureren en in de eerste lijn te verankeren. De huisarts moest poortwachter worden. Er kwamen eerstelijnspsychologen en spv’ers in de praktijk. Het algemeen maatschappelijk werk mocht stevig uitbreiden. In 2006 maakten Marten Cox en Harm van Marwijk de balans op. Huisartsen wilden helemaal geen poortwachter zijn en van die integratie was toen al weinig terechtgekomen. De veranderingen waren aan de tekentafel bedacht zonder echte inbreng van het veld. Een van de grootste knelpunten in de huidige zorg is het disfunctioneren van de ggz. Individuele psychologen en het AMW zijn grotendeels verdwenen, de POH’s vullen gaatjes op.
Als ik zo terugblik overheerst de melancholie. Ik hoop dat het jonge huisartsenvolk het vlot kan lostrekken en het tij kan keren. Een strijdbaarder NHG zou hen moeten helpen.
Joost Zaat, hoofdredacteur H&W van 2000 tot en met 2006
Reacties
Er zijn nog geen reacties.