Belangrijkste wijziging
- Azelaïnezuurcrème heeft naast metronidazolcrème een plaats gekregen in de behandeling van papulopustuleuze rosacea.
Inleiding
Rosacea is een chronische huidaandoening van het gelaat die sluipend begint en verloopt met remissies en exacerbaties. De aandoening presenteert zich meestal met erytheem en teleangiëctasieën in het gelaat, ook komen vaak papulopustels voor. Doorgaans zullen cosmetische bezwaren, klachten van branderige pijn en vragen over het beloop van de aandoening redenen zijn om de huisarts te consulteren. Langdurig gebruik van (sterk werkende) corticosteroïden kan leiden tot de zogeheten corticosteroïdrosacea (dermatitis perioralis). Hiervoor wordt verwezen naar de NHG-Farmacotherapeutische richtlijn Dermatitis perioralis. Voor de behandeling van oculair gelokaliseerde rosacea wordt verwezen naar de NHG-Standaard Het rode oog.
Achtergronden
Epidemiologie
Rosacea ontstaat meestal tussen het dertigste en vijftigste levensjaar en komt – om onbekende redenen – bij vrouwen meer voor dan bij mannen. Gegevens over de incidentie en prevalentie in de huisartsenpraktijk zijn niet bekend.Noot 1
Pathofysiologie en etiologie
Het klinische beeld wordt gekenmerkt door vasculaire verschijnselen (erytheem, teleangiëctasieën) en ontstekingsverschijnselen (papulopustels) die vooral op de neus, de wangen, het voorhoofd en de kin zijn gelokaliseerd. Soms melden patiënten hierbij een branderig gevoel van de huid en een verhoogde gevoeligheid van de huid voor (fysische) prikkels of lokale middelen (cosmetica). Bij ongeveer de helft van de patiënten kunnen ook de ogen en oogleden aangedaan zijn, waarbij blefaritis, branderige droge ogen, hyperemie van de conjunctivae en zelden oppervlakkige keratitis of episcleritis en iritis kunnen optreden. In zeldzame gevallen (voornamelijk bij oudere mannen) ontstaan hyperplasie van talgklieren en bindweefselvorming van de neus.Noot 2 Deze rhinophyma wordt van oudsher geassocieerd met overmatig alcoholgebruik (“whiskey nose”, “rum blossom”), maar dit verband is niet aangetoond.Noot 3 De oorzaak van rosacea is onbekend. Bij mensen met een licht huidtype lijkt de aandoening vaker voor te komen dan bij mensen met een donker huidtype. Bij ongeveer 30% van de patiënten komt rosacea ook in de familie voor. De invloed van vasoactieve stimuli zoals warmte, zonlicht, gekruid voedsel of warme dranken, alcohol en geneesmiddelen (ACE-remmers, calciumantagonisten, nitraten) op de ontwikkeling en het beloop van de aandoening is onduidelijk. Omdat deze stimuli erytheem of flushes kunnen uitlokken en verergeren, wordt patiënten op wie dit van toepassing is geadviseerd blootstelling aan dergelijke prikkels of middelen zoveel mogelijk te vermijden. Dit geldt ook voor alcoholhoudende lokale middelen en cosmetica.Noot 4
Diagnostiek
Anamnese
De huisarts vraagt naar:
- aard, duur en beloop en lokalisatie van de huidklachten;
- vóórkomen in familie;
- reeds geprobeerde behandelingen of zelfzorgmiddelen;
- factoren die mogelijk invloed op de klachten hebben, zoals zonlicht, warmte, gekruid voedsel en alcohol;
- bijkomende klachten zoals branderige pijn in huid, oogklachten (tekenen van conjunctivitis of blefaritis), moeheid, gewrichtsklachten of gewichtverlies (kunnen voorkomen bij SLE);
- gebruik van geneesmiddelen zoals lokale corticosteroïden, calciumantagonisten, ACE-remmers, nitraten of cosmetica.
Lichamelijk onderzoek
Het lichamelijk onderzoek omvat inspectie van de aangedane huid. De huisarts let hierbij op erytheem, teleangiëctasieën en papulopustels en de voorkeurslokalisatie (op de wangen, voorhoofd, kin en de neus).
Evaluatie en differentiaaldiagnose
De diagnose kan worden gesteld op basis van de klinische kenmerken die onder het kopje pathofysiologie zijn beschreven. Differentiaaldiagnostisch komen, afhankelijk van de verschijningsvorm, onder andere de volgende aandoeningen in aanmerking.
- Bij overwegend erythemateuze klachten: zeldzame aandoeningen zoals polycythaemia vera, carcinoïdsyndroom of feochromocytoom.Noot 5
- Papulopustuleuze vorm: acne vulgaris (comedonen), seborroïsch eczeem (erytheem met schilfering en jeuk), dermatitis perioralis (corticosteroïdgebruik) en (cutane) lupus erythematodes. Bij de eerste drie aandoeningen ontbreken de teleangiëctasieën en bij lupus erythematodes kunnen naast het vlindervormig erytheem huidatrofie en systemische verschijnselen (SLE) voorkomen.
- Bij oculair gelokaliseerde rosacea kan de diagnose lastig zijn omdat de aandoening veel overeenkomsten heeft met een infectieuze blefaritis (zie ook NHG-Standaard Het rode oog).
- In de differentiaaldiagnose van een rhinophyma verdienen maligniteiten zoals een basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom de aandacht.
Beleid
De beoordeling van de effectiviteit van de medicamenteuze middelen wordt bemoeilijkt doordat in onderzoeken patiënten met verschillende vormen van rosacea werden geïncludeerd. De meeste onderzoeken werden uitgevoerd bij patiënten bij wie in elk geval sprake was van erytheem met papels en pustels. Weinig is bekend over de effecten van behandeling bij patiënten met uitsluitend erytheem of flushes. In de literatuur wordt het gebruik van lokale middelen bij deze groep patiënten afgeraden, mede omdat de huid daardoor snel geïrriteerd kan raken. Bij naar schatting de helft van de patiënten zal na het staken van de behandeling een recidief optreden. De langetermijneffecten van intermitterende behandeling van papulopustuleuze vormen zijn grotendeels onbekend.Noot 6
In de literatuur beschreven behandelopties
De meeste middelen hebben een werking op de vasculaire en ontstekingsverschijnselen die kenmerkend zijn voor rosacea. Het werkingsmechanisme is echter grotendeels onduidelijk.
Gunstig effect en klein risico op bijwerkingen:
Waarschijnlijk gunstig effect en klein risico op bijwerkingen:
Waarschijnlijk gunstig effect maar risico op bijwerkingen onduidelijk:
- metronidazol oraal.Noot 18
Effectiviteit onduidelijk en risico op bijwerkingen
Bij hinderlijke klachten is de behandeling afhankelijk van het type rosacea. Bij erytheem zijn de niet-medicamenteuze adviezen en vermijding van uitlokkende factoren van primair belang. Bij papulopustuleuze vormen en bij bijkomende oogklachten is er een plaats voor een lokale behandeling of een behandeling met orale antimicrobiële middelen. Voor de behandeling van een rhinophyma is laserbehandeling of schaafexcisie een mogelijkheid. Voor de behandeling van oculair gelokaliseerde rosacea verwijzen we naar de NHG-Standaard Het rode oog.
Voorlichting, preventie en niet-medicamenteuze adviezen
Geef voorlichting over het recidiverende beloop van de aandoening. De kans op het ontwikkelen van een rhinophyma is vooral bij vrouwen klein. Adviseer patiënten met een erythemateuze en/of papulopustuleuze vorm indien mogelijk factoren te vermijden die het erytheem uitlokken of verergeren, zoals zonlicht, warmte (sauna, hete douches of baden), alcohol of sterk gekruid voedsel. Raad het gebruik van irriterende en alcoholhoudende lokale middelen (cosmetica) af. Adviseer bij verergering door zonlicht een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (factor 30 of hoger) te gebruiken. Staak het gebruik van lokale corticosteroïden in het gelaat. De patiënt moet worden gewaarschuwd dat na staken tijdelijke verergering kan optreden (reboundeffect).
Medicamenteuze therapie
Volg bij hinderlijke klachten van erytheem in combinatie met papulopustels het volgende behandelplan.
- Stap 1: geef 2 dd metronidazolcrème (1%, 0,75%) of azelaïnezuurcrème (20%) gedurende drie maanden. Behandel indien nodig tot maximaal zes maanden.
- Stap 2: geef bij onvoldoende resultaat het alternatieve middel uit stap 1.
- Stap 3: geef bij onvoldoende effect tetracycline 2 dd 250 mg gedurende maximaal zes maanden. Tetracyclines zijn gecontraïndiceerd tijdens zwangerschap of lactatie.
Controle en verwijzing
Laat ter evaluatie van de behandeling de patiënt na zes weken terugkomen. Verwijs patiënt naar een dermatoloog bij:
- twijfel over de diagnose;
- papulopustuleuze rosacea die met stap 3 na drie maanden behandeling niet verbetert.
Bij hinderlijke klachten van teleangiëctasieën of een rhinophyma kan de patiënt voor behandeling naar een (plastisch) chirurg of dermatoloog worden verwezen.
Totstandkoming
De NHG-Farmacotherapeutische richtlijnen zijn zonder ondersteuning van een werkgroep en met een beperkte commentaarronde tot stand gekomen. De gegevens in de paragrafen ‘Achtergronden’ en ‘Diagnostiek’ zijn voornamelijk ontleend aan bestaande richtlijnen, overzichtsartikelen en leerboeken. Het farmacotherapeutisch beleid is zoveel mogelijk gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijke onderzoeksartikelen (systematische reviews, meta-analyses en RCT’s). Op de concepttekst van deze NHG-Farmacotherapeutische richtlijn is commentaar ontvangen van het WINAp, het CVZ, de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en dr. J. Toonstra, dermatoloog. Vermelding als referent betekent overigens niet dat de referent de richtlijn inhoudelijk op elk detail onderschrijft. In juni 2008 werd de concepttekst becommentarieerd en geautoriseerd door de NHG-Autorisatiecommissie.
© 2008 Nederlands Huisartsen Genootschap
Reacties
Er zijn nog geen reacties.