Praktijk

NHG-Standaard Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

Gepubliceerd
4 februari 2010

Samenvatting

De Farmacotherapeutische richtlijn Polymyalgia rheumatica uit 2007 komt te vervallen met de verschijning van de NHG-Standaard Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis. Deze ziektebeelden komen vaak samen voor.

Lastige diagnostiek bij polymyalgia rheumatica

De diagnose polymyalgia rheumatica is niet gemakkelijk te stellen, omdat deze weinig specifiek is. De gemiddelde leeftijd waarop in Engelse huisartsenpraktijken de diagnose werd gesteld, was ongeveer 75 jaar. De BSE is vaak al verhoogd bij oudere mensen (de bovengrens is bij vrouwen > 50 jaar tot 30 mm/uur, bij mannen > 50 jaar tot 20 mm/uur). Bovendien is bij 8,5% van de patiënten met polymyalgia rheumatica de BSE &lt 40 mm/uur. Het CRP is eigenlijk een betere maat voor de bestaande ziekteactiviteit, maar de BSE geeft meer inzicht in beloop en terugval, en is meer ingeburgerd in de dagelijkse praktijk. Daarom heeft de werkgroep voor de BSE gekozen. De klachten bij polymyalgia rheumatica kennen een uitgebreide differentiaaldiagnostiek, zoals reumatoïde artritis, myopathie door statinegebruik, hypothyreoïdie of maligniteiten waaronder het multipele myeloom. Bij aanvullend laboratoriumonderzoek gaat het dus om BSE, bloedbeeld, TSH, eiwit en eiwitspectrum en CK.

Diagnostiek van arteriitis temporalis

Aan arteriitis temporalis moet de huisarts denken bij hoofdpijn zonder bekende oorzaak bij ouderen die pariëtaal, maar ook occipitaal op kan treden. Kauwen en haren kammen kunnen de pijn verergeren. Arteriitis temporalis geeft risico op aantasting van de arteria ophthalmica met als gevolg (kortdurende) visusstoornissen en uiteindelijk – als de behandeling niet snel wordt gestart – irreversibele blindheid. Visusklachten bij vermoeden van arteriitis temporalis vormen daarom een indicatie voor spoedverwijzing naar de oogarts.

Behandeling met prednis(ol)on

Beide aandoeningen verbeteren door prednis(ol)on, maar dit mag niet als diagnosticum worden gebruikt. Immers, ook bij reumatoïde artritis kunnen de klachten verbeteren door prednis(ol)on. Bij polymyalgia rheumatica is een startdosis van 15 mg voldoende; op geleide van de klachten en het BSE kan de dosis geleidelijk worden verlaagd. Hiervoor is een mooi schema bij de standaard gevoegd. Bij arteriitis temporalis is een hogere dosering nodig van 40 mg/dag en soms hoger bij visusproblemen. De standaard wijst op de bijwerkingen en contra-indicaties van prednis(ol)on, zoals opvlammende infecties waaronder tuberculose. Er worden echter slechts beperkte handvatten gegeven voor de wijze waarop de huisarts in zo’n geval moet handelen. Wel zijn er adviezen ter preventie van osteoporose, maagbeschadiging, tensiestijging en bloedglucoseafwijkingen. De werkgroep vond geen literatuur die het ‘oude advies’ onderbouwt om in de eerste lijn bij intercurrente ziekte de corticosteroïdendosis te verdubbelen. Vanwege de aldosteronwerking van prednis(ol)on wordt in de noten gewezen op de kans op hypokaliëmie.

Nascholing

Ten behoeve van de implementatie van de NHG-Standaard Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis zal eind 2010 een Programma voor Individuele Nascholing (PIN) verschijnen. Ter ondersteuning van de voorlichting na het stellen van de diagnose is voor beide aandoeningen een NHG-Patiëntenbrief beschikbaar via www.nhg.org.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen