Samenvatting
NHG-Guideline Delirium
Inbreng van de patiënt
Afweging door de huisarts
Delegeren van taken
Belangrijkste wijzigingen
-
Naast het delier bij ouderen wordt in deze herziening ook het delier in de palliatieve fase besproken.
-
Er is meer aandacht voor preventie van een delier. Dit betreft zowel de vroege herkenning van (prodromale) symptomen als maatregelen ter voorkoming van een recidief.
-
De standaard bespreekt aandachtspunten voor overdracht bij ontslag uit het ziekenhuis van patiënten met persisterende symptomen van een delier.
Kernboodschappen
-
Denk aan delier bij een bewustzijnsverandering met een aandachtsstoornis, incoherent denken of desoriëntatie als dit beeld in korte tijd (uren tot dagen) is ontstaan en de ernst van de symptomen over het etmaal fluctueren.
-
Een delier is een ernstig, spoedeisend beeld dat wordt uitgelokt door één of meer somatische stoornissen; onderzoek naar en behandeling van de oorzaken staan centraal in de aanpak.
-
Patiënten met een cognitieve stoornis/dementie hebben een (sterk) verhoogde kans op een delier; bij hen kan plotseling toenemende verwardheid, ook zonder duidelijke fluctuaties en een aandachtsstoornis, duiden op een delier.
-
Een goede heteroanamnese van verzorger(s) is essentieel voor herkenning van een delier, omdat de anamnese vanwege de wisselende toestand van de patiënt niet betrouwbaar is.
-
De behandeling en preventie richten zich op beïnvloedbare factoren die een delier kunnen uitlokken zoals medicatie (vooral recente wijziging van medicatie of dosering, gebruik van middelen met een anticholinerg effect, morfine en polyfarmacie), (sterke) ondervoeding, dehydratie, slaapdeprivatie, immobiliteit, visus- en gehoorbeperking.
-
Indien medicamenteuze bestrijding van angst, achterdocht, hallucinaties of hevige motorische onrust is geïndiceerd, is haloperidol het middel van eerste keus. Bij patiënten met de ziekte van Parkinson of ‘Lewy body’-dementie is haloperidol gecontra-indiceerd en vergt medicamenteuze behandeling van een delier specialistisch overleg.
-
Belangrijke voorwaarden voor (thuis)behandeling van een patiënt met een delier zijn een veilige omgeving en continue aanwezigheid van verzorgers, met één van de betrokken hulpverleners (bij voorkeur wijkverpleegkundige of huisarts) als coördinator en aanspreekpunt.
-
Als voorbereiding op ontslag uit het ziekenhuis van een patiënt met nog aanwezige symptomen van een delier is transmuraal overleg tussen behandelend specialist en huisarts vereist, evenals afstemming met patiënt, mantelzorger en eventueel de thuiszorgorganisatie.
Inleiding
Achtergronden
Begrippen
-
een aandachtsstoornisaandachtsstoornis (verminderd vermogen de aandacht ergens op te richten, vast te houden of te wisselen) en bewustzijnsstoornisbewustzijnsstoornis (gedaald bewustzijn of gedaald besef van de omgeving) én
-
acuut opgetreden verandering (in uren tot dagen) en fluctuerende symptomatologie (de verschijnselen manifesteren zich in de avond en nacht doorgaans nadrukkelijker dan overdag);
-
een verandering in cognitie (zoals een geheugenstoornis, oriëntatiestoornis, taalstoornis) of de ontwikkeling van een waarnemingsstoornis (hallucinaties), die niet beter verklaard wordt door pre-existente of zich ontwikkelende dementie.
-
De onrustige/hyperactieve vorm wordt gekarakteriseerd door motorische onrust en agitatie (aan de dekens plukken, doelloos bewegen of ronddwalen, uit bed willen klimmen), een verminderde controle (niet stil kunnen zitten/liggen als de situatie dat vergt), rusteloosheid (klachten over mentale rusteloosheid of agitatie), roepen, schelden en afweren van verzorgers. Bij deze vorm is de patiënt vaak hyperalert. Meestal zoeken de verzorgers bij een hyperactief delier snel hulp, omdat de verzorging als moeilijk wordt ervaren.
-
Bij de apathische/hypoactieve vorm (‘stil delier’stil delier) is sprake van bewegingsarmoede (afname van spontane bewegingen, trager op gang komen en uitvoeren van activiteiten) en verminderde interactie met de omgeving. Andere kenmerken zijn: minder en langzamer spreken, verminderd bewustzijn van de omgeving (passief, onverschillig reagerend), apathisch of zich terugtrekkend gedrag en verminderde aandacht. Een apathisch-delirante patiënt wordt doorgaans als een gemakkelijke patiënt ervaren, waardoor het beeld vaak laat of niet als delier wordt herkend en nogal eens wordt verward met depressie of dementie.
-
Bij de gemengde vorm is de patiënt afwisselend hyper- en hypoactief; dit komt bij ouderen veel voor.
Epidemiologie en prognose
Pathofysiologie en etiologie
-
dementie of andere cognitieve stoornis;
-
hoge leeftijd;
-
eerder doorgemaakt delier;
-
ernstige (multi)morbiditeit.
-
infectie, zoals een urineweginfectie en pneumonie;
-
metabole ontregeling, zoals hyponatriëmie (bijvoorbeeld bij diuretica, SSRI’s, venlafaxine, NSAID’s, carbamazepine), hyper- of hypoglykemie, hypercalciëmie; ondervoeding; dehydratie; alcoholmisbruik, alcohol-, nicotine- of cannabisonttrekking;
-
medicatie [zie kader Geneesmiddelen met verhoogd risico op delier], medicatiewijziging of -onttrekking, polyfarmacie (in het bijzonder bij cumulatie van anticholinerge effecten);
-
cerebrale pathologie: CVA, intracraniële bloeding, hersentumor/metastase, meningitis (carcinomatosa);
-
pijn; urineretentie of obstipatie; acuut trauma, met name een fractuur, operatie; immobiliteit, mobiliteitsbeperkende maatregelen, katheter;
-
verminderde oriëntatie door gehoor- en/of visusbeperking; slaaptekort; omgevingsverandering (bijvoorbeeld ziekenhuis- of dagopname).
-
gebruik van morfinepreparaten (verhoogd risico op cumulatie van morfinemetabolieten bij verminderde nierfunctie in combinatie met uitdroging);
-
plotseling staken van medicatie, met name langdurig gebruikte benzodiazepinen en antidepressiva (met name de middelen met een korte halfwaardetijd, zie de NHG-Standaard Depressie), alcohol of nicotine;
-
metabole stoornissen, zoals hypercalciëmie als gevolg van botmetastasen (vooral problematisch in combinatie met dehydratie);
-
hersentumor of -metastasen, meningitis carcinomatosa;
-
dehydratie, anemie, hypoxie.
Geneesmiddelen met verhoogd risico op delier*12
-
Benzodiazepinen, met name bij gebruik langer dan een maand en middelen met lange halfwaardetijd: chloordiazepoxide, nitrazepam, diazepam.
-
Antidepressiva: tricyclische (anticholinerge werking sterkst bij amitriptyline, minst bij nortriptyline) en SSRI’s.
-
Antipsychotica (met name bij gebruik langer dan een maand).
-
Opiaten, met name langwerkende (zoals morfinetabletten met gereguleerde afgifte en fentanylpleisters); ook tramadol en codeïne.
-
NSAID’s (o.a. risico op verslechtering nierfunctie).
-
Urogenitale parasympaticolytica (anticholinergica): oxybutynine, tolterodine.
-
Klassieke antihistaminica (met name bij gebruik langer dan een week): dimetindeen, hydroxyzine, promethazine, clemastine, cinnarizine, cyclizine, alimemazine.
-
Corticosteroïden, met name hoge doses: prednison, dexamethason (vanaf circa 40 respectievelijk 10 mg/dag).
-
Metoclopramide, vooral bij langer gebruik (> 5 dagen) en hogere doseringen (> 3 dd 10 mg).
Richtlijnen diagnostiek
Signalering
Anamnese en heteroanamnese
-
Heeft de patiënt moeite de aandacht te richten en bij een gesprek of handeling te houden of om zich te concentreren (snel afgeleid)?
-
Hoe kan het bewustzijnsniveau van de patiënt worden omschreven: alert (normaal), hyperalert (schrikachtig, prikkelbaar, geagiteerd) of hypoalert (traag reagerend, in zichzelf gekeerd, wegdromend of slaperig)?
-
Is de verandering acuut ontstaan?
-
Fluctueren de verschijnselen gedurende de dag (wisselend aan- en afwezig of wisselend in ernst)?
-
Is het denken van de patiënt ongeorganiseerd of incoherent, bijvoorbeeld door onsamenhangende of irrelevante conversatie, een onduidelijke of onlogische gedachtegang of onvoorspelbare verandering van onderwerp? Is de patiënt achterdochtig?
-
Zijn er aanwijzingen voor een geheugenstoornis (herinnert de patiënt zich recente gebeurtenissen)?
-
Is de patiënt gedesoriënteerd (denkt hij ergens anders te zijn; beseft hij welk dagdeel het is)?
-
Zijn er aanwijzingen voor hallucinaties (ziet of hoort de patiënt dingen die er niet zijn) of wanen (waarbij de gedachtegang meestal logisch en te volgen is, maar de inhoud bizar, niet berustend op de werkelijkheid)?
-
Is er sprake van motorische onrust (plukkerig, rusteloos) of (afgewisseld met) apathie?
-
verschijnselen van een infectie (koorts, hoesten, dyspneu, mictieklachten);
-
reeds aanwezige neurologische, cardiale, respiratoire, metabole, endocriene aandoeningen;
-
insufficiënte voeding en vochtinname;
-
medicatie [zie kader Geneesmiddelen met verhoogd risico op delier] en zelfzorgmiddelen: type en dosering, recente wijzigingen (starten, dosisverandering, staken medicatie), therapietrouw; beoordeel de medicatie desgewenst met ondersteuning van de apotheker;
-
alcohol-, nicotine- of cannabisonttrekking;
-
pijn, urineretentie, obstipatie, recent trauma, medische ingreep, anesthesie, immobiliteit;
-
visus- en gehoorbeperking; slaaptekort.
Lichamelijk onderzoek
-
algemene indruk, tekenen van hypoxie, hydratietoestand;
-
lichaamstemperatuur;
-
bloeddruk en polsfrequentie;
-
auscultatie hart en longen;
-
buikonderzoek, in het bijzonder letten op een overvulde blaas (eventueel katheteriseren);
-
neurologische uitvalsverschijnselen (gelaatsmusculatuur, extremiteiten);
-
aanwijzingen voor uitwendig letsel, fractuur en factoren die pijn luxeren.
Aanvullend onderzoek
-
glucosespiegel;
-
nitriettest (zonder klinische verschijnselen van een urineweginfectie moet een positieve nitriettest bij oudere vrouwen – bij wie een asymptomatische bacteriurie vaak voorkomt – niet zonder meer beschouwd worden als afdoende verklaring voor een delier);
-
zuurstofsaturatie (bij tekenen van dyspneu).
-
BSE of CRP;15
-
Hb, Ht;
-
leukocyten;
-
TSH;
-
creatinine (voor eGFR-schatting);
-
natrium, kalium;
-
calcium (vooral bij bedlegerige patiënten en bij (vermoeden van) botmetastasen);16
-
ALAT (en eventueel g-GT, ter versterking van een vermoeden op overmatig alcoholgebruik);
-
dipslide of urinesediment.17
Evaluatie
-
een aandachts- en bewustzijnsstoornis;
-
acuut begin (in uren tot dagen) en over de dag fluctuerende ernst van de symptomen;
-
verandering in cognitie of waarnemingsstoornis (hallucinaties).
Delier | Dementie | Depressie | |
---|---|---|---|
begin | acuut (in uren tot dagen) | sluipend (in maanden tot jaren) | geleidelijk (meestal in enkele weken) |
beloop | symptomen fluctueren over het etmaal (doorgaans meer uitgesproken in avond en nacht) | stabiel over het etmaal | dagschommelingen: doorgaans zijn de klachten ’s morgens erger dan ‘s avonds |
bewustzijn | (afwisselend) gedaald of hyperalert | ongestoord | ongestoord |
aandacht | gestoord | in beginstadium ongestoord | kan gestoord zijn door interesseverlies |
oriëntatie | fluctuerend | gestoord (afhankelijk van ernst dementie) | ongestoord |
spraak | incoherent | afasie (afhankelijk van de ernst) | ongestoord of langzaam |
denken | ongeorganiseerd | verarmd | ongestoord |
geheugen | kortetermijngeheugen gestoord | korte- en langetermijngeheugen gestoord | intact, maar soms gestoord t.g.v. gestoorde aandacht en concentratie |
hallucinaties en wanen | doorgaans aanwezig (vluchtig en inhoudelijk niet-complex) | doorgaans afwezig behalve in latere stadia | doorgaans afwezig (behalve bij psychotische depressie) |
Richtlijnen beleid
-
behandeling van de oorzakelijke factoren;
-
creëren en waarborgen van een veilige omgeving, waarin de patiënt behandeld en verzorgd kan worden;
-
zo nodig medicamenteuze behandeling van symptomen.
Organisatie van zorg bij thuisbehandeling
-
Beoordeel en bespreek of thuisbehandeling mogelijk is: de onderliggende somatische aandoeningen kunnen thuis adequaat behandeld worden; er kan continue zorg en veiligheid geboden worden; de mantelzorgers stemmen in met behandeling thuis en willen hieraan een bijdrage leveren.
-
Maak in overleg met de mantelzorgers een inschatting van de belasting die dit voor hen met zich meebrengt en schakel zo nodig aanvullende zorg in.
-
Schakel zo nodig een kaderhuisarts ouderenzorg, specialist ouderengeneeskunde, ouderenpsychiater of een sociaalpsychiatrische verpleegkundige vanuit de ambulante ouderenzorg van de ggz in.
-
Stel één van de betrokken hulpverleners (bij voorkeur wijkverpleegkundige of huisarts) aan als coördinator en aanspreekpunt. Deze ziet toe op de samenhang in het zorgaanbod en de aansluiting op de behoefte van de patiënt en bevordert overleg tussen de betrokken hulpverleners.
-
Beperk het aantal prikkels tot het noodzakelijke minimum.
-
Noteer in een zorgdossier, dat voor alle zorgverleners toegankelijk is, het zorgproces en de verdere onderlinge afspraken en vragen en zorg voor een goede overdracht naar de huisartsenpost.
-
Overweeg bij een terminaal zieke patiënt een consulent palliatieve zorg te consulteren. Als de zorg voor de naasten te zwaar dreigt te worden, kan de inzet van een opgeleide vrijwilliger van de regionale afdeling van de Vrijwillige Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ, www.vptz.nl) een welkome aanvulling betekenen op het reguliere zorgnetwerk.
Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen
-
Betrek de naasten bij het zorgproces en geef uitleg aan patiënt en alle mantelzorgers over de aard van het toestandsbeeld en het tijdelijke karakter daarvan.
-
Vertel de naasten dat het moeilijk kan zijn om een gesprek te voeren of om contact te krijgen met de patiënt als gevolg van een aanwezige denkstoornis, wanen (vreemde ideeën, achterdocht) of hallucinaties (zien en/of horen van dingen die er niet zijn) en dat de patiënt vaak anders (agressief of juist teruggetrokken) reageert dan normaal, niet aanspreekbaar is op zijn denken en handelen en niet in staat is om afspraken te maken.
-
Wijs de naasten er op dat het belangrijk is de patiënt regelmatig te bezoeken, omdat de patiënt de familie vaak ervaart als ‘reddingslijn’ naar de realiteit.
-
Bespreek de noodzaak om de oorzaken op te sporen en leg uit dat als de oorzaken behandeld kunnen worden, het acuut verslechterde cognitieve functioneren weer kan verbeteren.
-
stel uzelf bij elk contact voor;
-
leg uit waar de patiënt is, wat er aan de hand is en wat u komt doen;
-
spreek in korte, duidelijke zinnen en leg in eenvoudige bewoording uit wat u doet;
-
wees bewust van eigen (non-)verbale houding en gedrag: blijf kalm en gecontroleerd en niet afwijzend of overheersend;
-
zorg voor een luisterende en empathische houding met aandacht voor klachten, zorgen en frustraties;
-
bestrijd angst door open vragen te stellen over de reden van de angst;
-
geef de familie of verzorgers adviezen over de communicatie met en de verzorging van de patiënt, zie [kader Aandachtspunten bij de communicatie met en verzorging van een patiënt met een delier];
-
In aansluiting op de gegeven mondelinge voorlichting kan de huisarts de patiënt, familie of verzorgers verwijzen naar de informatie over delier op www.thuisarts.nl (NHG-publiekswebsite) of de betreffende tekst (voorheen NHG-Patiëntenbrief) meegeven (via het HIS). Deze patiënteninformatie is gebaseerd op de NHG-Standaard.
Aandachtspunten bij de communicatie met en verzorging van een patiënt met een delier22
-
bied oriëntatie- en herkenningspunten (klok, kalender, foto’s);
-
benoem regelmatig persoon, plaats, dag en tijdstip;
-
spreek rustig en in korte zinnen en stel korte, gesloten, enkelvoudige vragen;
-
laat de patiënt zo min mogelijk alleen, zeker bij angst of paniek; stimuleer de continue aanwezigheid van vertrouwde, rustgevende personen;
-
beperk bezoek (aantal personen en duur van het bezoek);
-
beperk het aantal prikkels tot het noodzakelijk minimum;
-
laat, indien van toepassing, de patiënt bril en hoortoestel gebruiken;
-
zorg voor een continue verlichting van de kamer (’s nachts gedempt licht);
-
toon begrip voor de angst die door hallucinaties en wanen kan worden opgewekt; ga niet mee in waanideeën, maak duidelijk dat uw waarneming anders is, zonder de patiënt tegen te spreken (vermijd discussie), maar blijf empathisch;
-
verstoor de slaap zo min mogelijk en activeer overdag (stimulering normaal dag-nachtritme);
-
fluister niet met derden in aanwezigheid van de patiënt;
-
zorg voor voldoende vochtinname, adequate voeding en goede medicatie-inname;
-
pas in principe géén vrijheidsbeperkende maatregelen/fixatie toe.23
Behandeling van de oorzaken
-
Beperk medicatie, zo nodig in overleg met de voorschrijvend specialist, tot het noodzakelijke minimum (dosis verlagen, staken dan wel afbouwen, vervangen door een minder delierinducerend alternatief).
-
Vermijd combinaties van diverse middelen uit dezelfde medicijngroep.
-
Voor de behandeling van andere somatische oorzaken wordt verwezen naar de betreffende NHG-Standaarden.
Medicamenteuze behandeling van de symptomen van delier
-
angst en/of hallucinaties, achterdocht, (paranoïde) wanen;
-
hevige motorische onrust, mede om te voorkomen dat de patiënt zichzelf of anderen letsel toebrengt; 25
-
nachtelijke onrust en/of verstoord dag-nachtritme;
-
om essentieel onderzoek of behandeling mogelijk te maken.
-
Start laag en bouw zo nodig geleidelijk op. De ervaring leert dat het effect van haloperidol individueel sterk kan verschillen; leeftijd, gewicht, geslacht en ernst van de symptomen zijn niet duidelijk richtinggevend voor het bepalen van de optimale (start)dosering.
-
Naast tabletten van 1 en 5 mg is voor orale toediening ook druppelvloeistof beschikbaar (2 mg/ml; 1 druppel = 0,1 mg), waarmee het zo nodig buccaal kan worden toegediend. Ook subcutane, intramusculaire of intraveneuze toediening is mogelijk (ampul injectievloeistof à 1 ml bevat 5 mg haloperidol/ml), maar terughoudendheid is hierbij geboden: intramusculaire toediening is pijnlijk en alleen te overwegen bij ernstige motorische onrust; intraveneuze toediening kan (in hogere doseringen) leiden tot verlenging van de QTc-tijd.24
-
Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis (tot maximaal 10 mg/24 uur): evalueer (telefonisch) na de startdosering elk uur of de motorische onrust en/of angst al voldoende onder controle zijn; herhaal zo nodig de startdosering of kies voor intramusculaire toediening (2,5 mg).
-
Overweeg, als de patiënt ondanks (de maximale dosering) haloperidol erg onrustig blijft, kortdurend en op geleide van de symptomen een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam 0,5 tot 2 mg/2 uur oraal of parenteraal (of indien acute parenterale toediening noodzakelijk is: midazolam intramusculair, zie ook de Farmacotherapeutische Richtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties). Als de patiënt tot rust is gekomen wordt de benzodiazepine ook weer als eerste afgebouwd.26
-
Bouw haloperidol na maximaal 1 week af; bij langer gebruik neemt het risico op ernstige bijwerkingen (parkinsonisme, tardieve dyskinesie, CVA) toe.27 Hanteer als vuistregel om met de afbouw te starten zodra de patiënt 2 maal achtereen een goede nachtrust had. Bouw af door elke 2 dagen de dosering te halveren; stop 2 dagen nadat een dosis van 1 mg/dag is bereikt.
-
Indien na toediening van haloperidol de agitatie en onrust toenemen is mogelijk sprake van een paradoxale reactie; dit is reden voor verwijzing.
-
Indien de maximale dosering haloperidol (eventueel gecombineerd met een benzodiazepine) onvoldoende effect sorteert of als symptoombestrijding langer dan 1 week noodzakelijk is, is dit een indicatie om een specialist te consulteren of de patiënt te verwijzen. Voor langdurige symptoombestrijding lijkt risperidon een veiliger middel.
-
Overleg over medicamenteuze behandeling van delier bij patiënten met ‘Lewy body’-dementie29delier en ‘Lewy body’-dementie en de ziekte van Parkinson30delier en de ziekte van Parkinson met een (behandelend) specialist; beide aandoeningen zijn een contra-indicatie voor haloperidol, wegens een hoog risico op extrapiramidale bijwerkingen of toename van motorische parkinsonverschijnselen (zie ook de NHG-Standaard Dementie en de NHG-Standaard Ziekte van Parkinson).
-
Geef ouderen met een delieralcoholonttrekkingsdelier bij ouderen ten gevolge van alcohol- of benzodiazepineonttrekking, waarbij zich hevige angst of onrust voordoet lorazepam (0,5 tot 2 mg/2 uur oraal of parenteraal, op geleide van de symptomen). Voeg, indien de symptomen persisteren, haloperidol toe. Bij een alcohol(onttrekkings)delier moet tevens op korte termijn worden gestart met vitamine-B1-suppletie (zie ook de NHG-Standaard Problematisch Alcoholgebruik).
-
Overweeg bij gebruik van morfinepreparaten, vooral als het delier zich aandient na een recente verhoging van de morfinedosering, de dosering van het opioïd te verlagen of ‘opioïdrotatie’ (bijvoorbeeld fentanyl in plaats van morfine of vice versa; zie de FTR Pijnbestrijding). Consulteer hiervoor zo nodig een kaderhuisarts of consulent palliatieve zorg.
-
Behandel een delier waarbij plotselinge onttrekking van middelen een rol lijkt te spelen, zoals na langdurig gebruik van nicotine of benzodiazepinen, in principe door het onttrokken middel (of nicotinepleisters) weer te starten.
-
Geef ter bestrijding van angst, hallucinaties of motorische onrust haloperidol (zie boven), met een maximale dosering van 20 mg/24 uur en zonder beperking in de duur.
-
Bouw, bij opklaren van het delier, haloperidol af zoals beschreven onder delier bij ouderen.
-
Overweeg, als een patiënt ondanks toedienen van haloperidol erg onrustig blijft, kortdurend een benzodiazepine toe te voegen (zie boven). Bij patiënten die niet kunnen slikken: lorazepam sublinguaal 1 tot 2 mg, zo nodig elke 6 uur (kan ook i.m., s.c. of i.v. worden toegediend). Als de patiënt tot rust is gekomen wordt dit ook weer als eerste afgebouwd.26
-
Consulteer bij onvoldoende effect of indien haloperidol gecontra-indiceerd is (zie eerder) een kaderhuisarts/consulent palliatieve zorg; overweeg, in nauwe samenspraak met naasten, palliatieve sedatie als ondanks maximale behandeling symptomen van delier persisteren.
-
Er is onvoldoende bewijs om bij een hypoactief delier methylfenidaat aan te bevelen.31
Controles
-
Verricht bij een patiënt met een delier in de eerste dagen dagelijkse controles:
-
controleer de deliersymptomen; in verband met de fluctuaties in de symptomatologie zijn de observaties van verzorgers/familie hierbij van groot belang;
-
vervolg het beloop van de onderliggende ziekte;
-
wees alert op mogelijke complicaties zoals ondervoeding, dehydratie, immobiliteit, vallen, urineretentie, incontinentie, decubitus en contracturen;
-
wees alert op mogelijke oorzaken van pijn en pijnbeleving;
-
evalueer de (noodzaak van) aanvullende zorg en belasting van de mantelzorgers.
-
-
Spreek af wanneer het volgende bezoek plaatsvindt.
-
Geef instructies om contact op te nemen bij verslechtering van de toestand of als niet meer aan de voorwaarden voor een adequate thuisbehandeling kan worden voldaan.
-
Pas de medicamenteuze behandeling aan of verricht nadere diagnostiek naar nog niet onderkende oorzaken indien het delier niet opklaart.
-
Zorg voor een goede overdracht naar de huisartsenpost voor de continuïteit van zorg in avond-, nacht- en weekenddiensten.
Consultatie en verwijzing
-
onvoldoende onderzoeks-, behandel- en verzorgingsmogelijkheden of veiligheid in de thuissituatie;
-
onvoldoende effect van de ingestelde behandeling;
-
noodzaak om medicamenteuze symptoombestrijding langer dan één week te continueren;
Nazorg
-
Bied, na het verdwijnen van de delirante symptomen en het opklaren van de lichamelijke toestand, aan de gebeurtenissen tijdens de delierperiode te bespreken met de patiënt en mantelzorger(s) met aandacht voor de oorzaak van het delier, de herinneringen die de patiënt aan deze periode heeft en de emoties die dit oproept.34 Door aandacht aan de symptomen van delier te schenken is het voor de mantelzorger mogelijk om een volgende keer deze symptomen (vroeg) te herkennen.
-
Adviseer om bij opnieuw optreden van vergelijkbare symptomen direct contact met de huisarts op te nemen.
-
Verricht bij eventuele restverschijnselen in overleg met de patiënt gericht aanvullend onderzoek (zoals MMSE; zie de NHG-Standaard Dementie).
-
Vermeld een doorgemaakt delier duidelijk in het dossier van de patiënt en bij een eventuele nieuwe ziekenhuisopname.
Overdracht en zorg na ontslag uit het ziekenhuis bij persisterende symptomen van delier
Aandachtspunten voor de overdracht naar de huisarts bij ontslag van een patiënt met persisterende symptomen van delier vanuit een ziekenhuis/instelling naar (verzorgings)huis35
-
Gebruikelijke overdrachtgegevens; tevens waarden van het ADL-functioneren om het niveau van noodzakelijke steun te bepalen, de aanwezige symptomen van delier (met eventueel de DOS-score36) en de mate van cognitief functioneren (bijvoorbeeld MMSE) bij ontslag.
-
Informatie over de verstrekte informatie aan patiënt en mantelzorger over het delier.
-
Afbouwschema van deliermedicatie (indien van toepassing).
-
Contactgegevens van de behandelaar van het delier, met wie de huisarts contact zoekt als het delier niet verbleekt of de medicatieafbouw niet lukt.
-
Gegevens van degenen die thuis ADL-ondersteuning gaan bieden (thuiszorg/mantelzorg).
-
Afspraak wie informatie verstrekt over de prognose van het delier qua herstel en recidief.
-
Advies over niet-medicamenteuze maatregelen.
Preventie
-
Wees bij patiënten die eerder een delier doormaakten alert op het ontwikkelen van een recidief-delier bij een volgende stress- of ziekte-episode.
-
Richt de zorg op het zo veel mogelijk beperken van risicofactoren voor een recidief-delier (zie ook uitlokkende factoren in Pathofysiologie en etiologie). In aansluiting op de individuele situatie en risicofactoren en zo mogelijk in samenwerking met mantelzorger(s), bestaat deze zorg uit een combinatie van de volgende elementen:37
-
verzorging bij voorkeur door bekende personen;
-
(nieuwe) verzorgers geven heldere uitleg van hun rol;
-
duidelijke oriëntatiepunten bieden (klok, kalender) en goede verlichting;
-
stimuleren cognitieve activiteiten;
-
medicatie beperken, vooral middelen met een sterk anticholinerge werking [kader Geneesmiddelen met verhoogd risico op delier];
-
op indicatie: elektrolytcontrole;
-
stimuleren adequate vochtinname;
-
obstipatie tegengaan;
-
stimuleren adequate voeding (onder andere nagaan of gebit goed past) en goede mondhygiëne;
-
stimuleren voldoende slaap en regelmatig slaappatroon;
-
stimuleren mobilisatie/bewegen (lopen, actief oefenschema);
-
optimaliseren individueel noodzakelijke behandeling, zoals pijnbehandeling, zuurstoftoediening;
-
voorkomen (iatrogene) infecties (bijvoorbeeld katheters vermijden);
-
optimaliseren visus en gehoor (nagaan of bril op sterkte is en gehoorapparaat functioneert en of ze worden gebruikt; oorsmeer verwijderen).
-
Totstandkoming
Literatuur
- 1.↲Voor verwijzingen naar NHG-Producten, zie www.nhg.org.
- 2.↲Adamis D, Sharma N, Whelan PJ, Macdonald AJ. Delirium scales: A review of current evidence. Aging Ment Health 2010;14:543-55.
- 3.↲Alexopoulos GS, Streim J, Carpenter D, Docherty JP. Using antipsychotic agents in older patients. J Clin Psychiatry 2004;65 Suppl 2:5-99.
- 4.↲American Psychiatric Association. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: DSM-5. Washington DC: American Psychiatric Association, 2013
- 5.↲Aronson JK. Meyler’s side effects of drugs: The international encyclopedia of adverse drug reactions and interactions. Amsterdam: Elsevier, 2006.
- 6.↲Auning E, Rongve A, Fladby T, Booij J, Hortobagyi T, Siepel FJ, et al. Early and presenting symptoms of dementia with lewy bodies. Dement Geriatr Cogn Disord 2011;32:202-8.
- 7.↲Bannink M, De Graeff A, Monster H. IKNL. Delier landelijke richtlijn, versie 3.0 (2010). Pallialine. http://www.pallialine.nl/delier.
- 8.↲Beach SR, Celano CM, Noseworthy PA, Januzzi JL, Huffman JC. QTc prolongation, torsades de pointes, and psychotropic medications. Psychosomatics 2013;54:1-13.
- 9.↲Boorsma M, Joling KJ, Frijters DH, Ribbe ME, Nijpels G, Van Hout HP. The prevalence, incidence and risk factors for delirium in Dutch nursing homes and residential care homes. Int J Geriatr Psychiatry 2012;27:709-15.
- 10.↲Brungardt GS. Patient restraints: new guidelines for a less restrictive approach. Geriatrics 1994;49:43-50.
- 11.↲↲Bull MJ. Delirium in older adults attending adult day care and family caregiver distress. Int J Older People Nurs 2011;6:85-92.
- 12.Buss MK, Vanderwerker LC, Inouye SK, Zhang B, Block SD, Prigerson HG. Associations between caregiver-perceived delirium in patients with cancer and generalized anxiety in their caregivers. J Palliat Med 2007;10:1083-92.
- 13.↲Candy B, Jackson KC, Jones L, Leurent B, Tookman A, King M. Drug therapy for delirium in terminally ill adult patients. Cochrane Database Syst Rev 2012;11:CD004770.
- 14.↲Carter GL, Dawson AH, Lopert R. Drug-induced delirium. Incidence, management and prevention. Drug Saf 1996;15:291-301.
- 15.↲Clegg A, Young JB. Which medications to avoid in people at risk of delirium: a systematic review. Age Ageing 2011;40:23-9.
- 16.↲Cole MG, Ciampi A, Belzile E, Zhong L. Persistent delirium in older hospital patients: a systematic review of frequency and prognosis. Age Ageing 2009;38:19-26.
- 17.↲Dasgupta M, Hillier LM. Factors associated with prolonged delirium: a systematic review. Int Psychogeriatr 2010;22:373-94.
- 18.↲Davis D, MacLullich A. Understanding barriers to delirium care: a multicentre survey of knowledge and attitudes amongst UK junior doctors. Age Ageing 2009;38:559-63.
- 19.↲Davydow DS. Symptoms of depression and anxiety after delirium. Psychosomatics 2009;50:309-16.
- 20.De Lange E, Verhaak PF, Van der Meer K. Prevalence, presentation and prognosis of delirium in older people in the population, at home and in long term care: a review. Int J Geriatr Psychiatry 2012;28:127-34.
- 21.De Rooij SE, Schuurmans MJ, Van der Mast RC, Levi M. Clinical subtypes of delirium and their relevance for daily clinical practice: a systematic review. Int J Geriatr Psychiatry 2005;20:609-15.
- 22.Drevets WC, Rubin EH. Psychotic symptoms and the longitudinal course of senile dementia of the Alzheimer type. Biol Psychiatry 1989;25:39-48.
- 23.↲Eriksson I, Gustafson Y, Fagerstrom L, Olofsson B. Urinary tract infection in very old women is associated with delirium. Int Psychogeriatr 2011;23:496-502.
- 24.↲↲↲Expertisecentrum Pharmacotherapie bij Ouderen. Antipsychotica (2012). http://ephor.artsennet.nl/web/file?uuid=2a7c8e69-710c-43cc-a9c3-7ef93658e33a&owner=01727ffe-989b-4627-9db0-514fef33ff6a.
- 25.↲Farrell KR, Ganzini L. Misdiagnosing delirium as depression in medically ill elderly patients. Arch Intern Med 1995;155:2459-64.
- 26.↲↲Fong TG, Jones RN, Shi P, Marcantonio ER, Yap L, Rudolph JL et al. Delirium accelerates cognitive decline in Alzheimer disease. Neurology 2009;72:1570-5.
- 27.↲Gagnon B, Low G, Schreier G. Methylphenidate hydrochloride improves cognitive function in patients with advanced cancer and hypoactive delirium: a prospective clinical study. J Psychiatry Neurosci 2005;30:100-7.
- 28.↲Gallagher P, O’Mahony D. STOPP (Screening Tool of Older Persons’ potentially inappropriate Prescriptions): application to acutely ill elderly patients and comparison with Beers’ criteria. Age Ageing 2008;37:673-9.
- 29.↲↲Gray SL, Lai KV, Larson EB. Drug-induced cognition disorders in the elderly: incidence, prevention and management. Drug Saf 1999;21:101-22.
- 30.↲↲Huisman-Baron M, Van der Veen L, Jansen PA, Van Roon EN, Brouwers JR, Van Marum RJ. Criteria for drug selection in frail elderly persons. Drugs Aging 2011;28:391-402.
- 31.↲↲Inouye SK, Van Dyck CH, Alessi CA, Balkin S, Siegal AP, Horwitz RI. Clarifying confusion: the confusion assessment method. A new method for detection of delirium. Ann Intern Med 1990;113:941-8.
- 32.↲Inouye SK, Charpentier PA. Precipitating factors for delirium in hospitalized elderly persons. Predictive model and interrelationship with baseline vulnerability. JAMA 1996;275:852-7.
- 33.↲Inouye SK, Bogardus ST, Jr., Charpentier PA, Leo-Summers L, Acampora D, Holford TR, et al. A multicomponent intervention to prevent delirium in hospitalized older patients. N Engl J Med 1999;340:669-76.
- 34.Inouye SK, Studenski S, Tinetti ME, Kuchel GA. Geriatric syndromes: clinical, research, and policy implications of a core geriatric concept. J Am Geriatr Soc 2007;55:780-91.
- 35.Kalisvaart KJ, De Jonghe JF, Bogaards MJ, Vreeswijk R, Egberts TC, Burger BJ, et al. Haloperidol prophylaxis for elderly hip-surgery patients at risk for delirium: a randomized placebo-controlled study. J Am Geriatr Soc 2005;53:1658-66.
- 36.↲Kat MG, De Jonghe JF, Vreeswijk R, Van der Ploeg T, Van Gool WA, Eikelenboom P, et al. Mortality associated with delirium after hip-surgery: a 2-year follow-up study. Age Ageing 2011;40:312-8.
- 37.↲Kim SW, Yoo JA, Lee SY, Kim SY, Bae KY, Yang SJ, et al. Risperidone versus olanzapine for the treatment of delirium. Hum Psychopharmacol 2010;25:298-302.
- 38.Laurila JV, Laakkonen ML, Tilvis RS, Pitkala KH. Predisposing and precipitating factors for delirium in a frail geriatric population. J Psychosom Res 2008;65:249-54.
- 39.Leentjens AF, Schieveld JN, Leonard M, Lousberg R, Verhey FR, Meagher DJ. A comparison of the phenomenology of pediatric, adult, and geriatric delirium. J Psychosom Res 2008;64:219-23.
- 40.Lipowski ZJ. Delirium in the elderly patient. N Engl J Med 1989;320:578-82.
- 41.Lonergan E, Luxenberg J, Areosa SA. Benzodiazepines for delirium. Cochrane Database Syst Rev 2009;CD006379.
- 42.Maclullich AM, Ferguson KJ, Miller T, De Rooij SE, Cunningham C. Unravelling the pathophysiology of delirium: a focus on the role of aberrant stress responses. J Psychosom Res 2008;65:229-38.
- 43.Maldonado JR. Pathoetiological model of delirium: a comprehensive understanding of the neurobiology of delirium and an evidence-based approach to prevention and treatment. Crit Care Clin 2008;24:789-856, ix.
- 44.Marcantonio ER, Flacker JM, Wright RJ, Resnick NM. Reducing delirium after hip fracture: a randomized trial. J Am Geriatr Soc 2001;49:516-22.
- 45.McCusker J, Cole M, Abrahamowicz M, Han L, Podoba JE, Ramman-Haddad L. Environmental risk factors for delirium in hospitalized older people. J Am Geriatr Soc 2001;49:1327-34.
- 46.McCusker J, Cole M, Dendukuri N, Han L, Belzile E. The course of delirium in older medical inpatients: a prospective study. J Gen Intern Med 2003;18:696-704.
- 47.Meagher DJ, Moran M, Raju B, Gibbons D, Donnelly S, Saunders J, et al. Phenomenology of delirium. Assessment of 100 adult cases using standardised measures. Br J Psychiatry 2007;190:135-41.
- 48.Meagher DJ, Leonard M, Donnelly S, Conroy M, Adamis D, Trzepacz PT. A longitudinal study of motor subtypes in delirium: frequency and stability during episodes. J Psychosom Res 2012;72:236-41.
- 49.NICE. Delirium: diagnosis, prevention and management (2010). http://www.nice.org.uk/nicemedia/live/13060/49909/49909.pdf .
- 50.O’Mahony R, Murthy L, Akunne A, Young J. Synopsis of the National Institute for Health and Clinical Excellence guideline for prevention of delirium. Ann Intern Med 2011;154:746-51.
- 51.O’Malley G, Leonard M, Meagher D, O’Keeffe ST. The delirium experience: a review. J Psychosom Res 2008;65:223-8.
- 52.Okkes IM, Oskam SK, Van Boven K, Lamberts H. EFP. Episodes of care in Family Practice. Epidemiological data based on the routine use of the International Classification of Primary Care (ICPC) in the Transition Project of the Academic Medical Center/University of Amsterdam (1985-2003). In: Okkes IM, Oskam SK, Lamberts H, editors. ICPC in the Amsterdam Transition Project. Oxford: Oxford University Press, 2005.
- 53.Olde Rikkert MGM, Van de Lisdonk EH. ABC voor analyse van acute verwardheid bij ouderen. Huisarts Wet 2001;44:291-6.
- 54.Olde Rikkert MG, Rigaud AS, Van Hoeyweghen RJ, De Graaf J. Geriatric syndromes: medical misnomer or progress in geriatrics? Neth J Med 2003;61:83-7.
- 55.Overshott R, Karim S, Burns A. Cholinesterase inhibitors for delirium. Cochrane Database Syst Rev 2008;CD005317.
- 56.Peritogiannis V, Stefanou E, Lixouriotis C, Gkogkos C, Rizos DV. Atypical antipsychotics in the treatment of delirium. Psychiatry Clin Neurosci 2009;63:623-31.
- 57.Raymakers JA. Hypercalciëmie bij bejaarden. Tijdschr Gerontol Geriatr 1990;21:11-6.
- 58.Rudberg MA, Pompei P, Foreman MD, Ross RE, Cassel CK. The natural history of delirium in older hospitalized patients: a syndrome of heterogeneity. Age Ageing 1997;26:169-74.
- 59.Scheffer AC, Van Munster BC, Schuurmans MJ, De Rooij SE. Assessing severity of delirium by the Delirium Observation Screening Scale. Int J Geriatr Psychiatry 2011;26:284-91.
- 60.Schuurmans MJ, Deschamps PI, Markham SW, Shortridge-Baggett LM, Duursma SA. The measurement of delirium: review of scales. Res Theory Nurs Pract 2003;17:207-24.
- 61.Steis MR, Evans L, Hirschman KB, Hanlon A, Fick DM, Flanagan N et al. Screening for delirium using family caregivers: convergent validity of the Family Confusion Assessment Method and interviewer-rated Confusion Assessment Method. J Am Geriatr Soc 2012;60:2121-6.
- 62.Swigart SE, Kishi Y, Thurber S, Kathol RG, Meller WH. Misdiagnosed delirium in patient referrals to a university-based hospital psychiatry department. Psychosomatics 2008;49:104-8.
- 63.Tahir TA, Eeles E, Karapareddy V, Muthuvelu P, Chapple S, Phillips B et al. A randomized controlled trial of quetiapine versus placebo in the treatment of delirium. J Psychosom Res 2010;69:485-90.
- 64.Teunisse RJ. Complexe visuele hallucinaties bij slechtziende ouderen: syndroom van Charles Bonnet. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146:49-52.
- 65.Timmers J, Kalisvaart K, Schuurmans M, De Jonghe J. Een overzicht van beoordelingsschalen voor delier. Tijdschr Gerontol Geriatr 2004;35:5-14.
- 66.Van der Mast RC. Pathophysiology of delirium. J Geriatr Psychiatry Neurol 1998;11:138-45.
- 67.Van Eijk MM, Roes KC, Honing ML, Kuiper MA, Karakus A, Van der Jagt M, et al. Effect of rivastigmine as an adjunct to usual care with haloperidol on duration of delirium and mortality in critically ill patients: a multicentre, double-blind, placebo-controlled randomised trial. Lancet 2010;376:1829-37.
- 68.Van Waarde JA, Van der Mast RC. Een delirium? Opname in het algemene ziekenhuis, niet in het psychiatrische. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:913-5.
- 69.Wanrooij B, Koelewijn M. De aanpak van het delier in de palliatieve fase. Huisarts Wet 2005;48:362-7.
- 70.Witlox J, Eurelings LS, De Jonghe JF, Kalisvaart KJ, Eikelenboom P, Van Gool WA. Delirium in elderly patients and the risk of postdischarge mortality, institutionalization, and dementia: a meta-analysis. JAMA 2010;304:443-51.
- 71.Wong CL, Holroyd-Leduc J, Simel DL, Straus SE. Does this patient have delirium?: value of bedside instruments. JAMA 2010;304:779-86.
- 72.Young BK, Camicioli R, Ganzini L. Neuropsychiatric adverse effects of antiparkinsonian drugs. Characteristics, evaluation and treatment. Drugs Aging 1997;10:367-83.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.