Inleiding
Snurken is een veel voorkomende klacht; de prevalentie varieert tussen 24-50% bij mannen en tussen 14-30% bij vrouwen.1 Snurken leidt tot sociale ongemakken omdat de omgeving en met name de bedpartner er hinder van ondervindt. Snurken lijkt ook een rol te spelen in het ontstaan van ziektebeelden als hypertensie, CVA, angina pectoris en myocardinfarct.2 Ook morbiditeit en mortaliteit in verkeersongelukken en ongelukken op de werkvloer kunnen mogelijk verband houden met snurken.3
Achtergrond
Definitie
Snurken kan worden gedefinieerd als geluidsproductie tijdens de slaap, die met name ontstaat door vernauwing van de bovenste luchtwegen in het gebied van de farynx. Bij het slaapapneusyndroom snurkt de patiënt niet alleen, maar heeft hij ook ademstilstanden en is hij overdag slaperig; is dit niet geval, dan spreekt men van ‘primair of benigne snurken’.4
Etiologie
Snurken ontstaat gedurende de slaap door een vernauwing van de bovenste luchtwegen. Deze vernauwing kan ontstaan door obstructie en/of door collaps en leidt met name bij inspiratie tot plaatselijke stroomversnelling met turbulentie van de ademlucht. Deze turbulentie veroorzaakt vibraties van de weke delen van de farynx.4 Deze vibraties worden gehoord als snurkgeluiden. Betrokken structuren zijn: palatum molle, uvula, tonsillen, tonsilbogen, tongbasis, farynxmusculatuur en farynxmucosa (figuur). Hypertrofie van de tonsillen, vetweefsel in de farynx ten gevolge van obesitas, variaties in de vorm van het gezicht zoals mandibulaire retro- en micrognathie en macroglossie (bijvoorbeeld bij acromegalie) veroorzaken of versterken de vernauwing van de bovenste luchtwegen.345 Een verminderde passage door de nasofarynx, zoals neusseptumafwijkingen, neuspoliepen, hypertrofie van het adenoïd, een lang palatum molle, een lange uvula, roken en allergische rhinitis bevorderen het snurken. Het gebruik van alcohol en sedativa, neurologische aandoeningen en hypothyreoïdie versterken de verslapping van de palatum-, tong- en farynxmusculatuur tijdens de slaap.
Diagnostiek
Wanneer een patiënt met klachten van snurken het spreekuur bezoekt, is het belangrijk dat de huisarts allereerst door middel van gerichte anamnese en heteroanamnese informatie krijgt over de frequentie en intensiteit van het snurken.4 Vervolgens zal de huisarts de factoren in kaart brengen die snurkgeluiden veroorzaken of versterken. Het gaat dan om vragen over de algemene gezondheid, mogelijke cardiopulmonale aandoeningen, problemen met keel, neus en oren, allergieën, slaaphouding, sedativagebruik, alcoholgebruik en roken. Het is essentieel om te differentiëren tussen primair (benigne) snurken en snurken zoals dat voorkomt bij het slaapapneusyndroom aangezien dit ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Bij een vermoeden van het slaapapneusyndroom verwijst de huisarts door voor verdere diagnostiek. Tijdens lichamelijk onderzoek inspecteert de huisarts de keel-, neus- en de mondholte, bekijkt zij de anatomie van de onderkaak, bepaalt het gewicht, meet de bloeddruk, gaat de cardiovasculaire status na en vraagt bij een vermoeden van hypothyreoïdie een TSH-bepaling aan.4
Vaak toegepaste behandelingen
Patiënten hebben vaak zelf al verscheidene vrij verkrijgbare middelen geprobeerd alvorens zij de gang naar de huisarts maken, zoals neusstrips en orale lubricantia. Wanneer bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen afwijkingen vastgesteld worden die verwijzing behoeven, behandelt de huisarts doorgaans conservatief. Hierbij moet men denken aan afvallen bij obesitas, vermindering van alcohol- en sedativagebruik, stoppen met roken, vermijden van rugligging tijdens slaap (in nachtkleding genaaide tennisbal ter hoogte van de scapulae), behandeling van eventuele allergieën en decongestiva ter verbetering van de neuspassage.56 Wanneer bovenstaande maatregelen geen effect hebben, kunnen bij sommige patiënten mechanische hulpstukken in de mond worden geplaatst. Behandeling met mandibulaire repositieapparatuur wordt het meest toegepast. Deze vergroot de bovenste luchtwegen doordat de tongbasis, epiglottis en palatum molle naar voren worden gehouden. Tevens activeert de apparatuur de palatum-, tong- en farynxmusculatuur waardoor de weerstand van de bovenste luchtwegen afneemt.7 Er zijn momenteel meer dan 50 verschillende soorten orale hulpstukken beschikbaar voor de behandeling van het slaapapneusyndroom en primair snurken. Mandibulaire repositieapparatuur wordt het meest toegepast.8 Indien het snurken niet minder wordt, kan de huisarts verwijzen naar de KNO-arts. Nieuwe technieken, zoals de laser-assisted uvulopalatoplastiek (LAUP) en somnoplastiek, hebben de mutilerende en obsolete uvulofaryngoplastiek (UPPP) vervangen.910 Bij de LAUP worden door middel van laser verticale inkepingen gemaakt in het palatum aan weerszijden van de uvula. De uvula wordt vervolgens aanzienlijk ingekort. De procedure wordt uitgevoerd onder plaatselijke verdoving en wordt indien nodig na vier tot zes weken herhaald. Somnoplastiek is een relatief nieuwe techniek waarbij onder plaatselijke verdoving een naaldelektrode in het palatum molle geplaatst wordt met de punt gericht naar de uvula. Vervolgens wordt de naald verhit tot 90 °C door middel van hoogfrequente radiogolven. Hierdoor treedt verlittekening op, hetgeen vibratie vermindert. De somnoplastiek is vanwege het minimaal invasieve karakter minder pijnlijk dan overige chirurgische technieken.
Methode
In september 2005 werd gezocht naar systematische reviews en RCT’s in het Cochrane Controlled Trial Register en in MEDLINE. De zoekterm was “snoring” (MeSH-term) in combinatie met “treatment”. In de meeste artikelen werd snurken als onderdeel van het slaapapneusyndroom beschreven. De opbrengst voor benigne snurken was beperkt.
Klinische vragen
Wat is het effect van vrij verkrijgbare middelen op snurken?
Neusstrip
Deze strip duwt de zijkanten van de neus omhoog, hetgeen luchtdoorstroming in de neus verhoogt en snurken zou doen afnemen. Gunstig effect. In een systematische review werden de resultaten van vijf onderzoeken naar het effect van de neusstrips beschreven.11 De kwaliteit van het onderzoek was echter matig, de interventiegroepen waren te klein en er was vaak geen controlegroep. De conclusie was dan ook dat er onvoldoende bewijs was om het veronderstelde gunstige effect van de neusstrip te ondersteunen. In een latere RCT met een onderzoeksgroep van 40 patiënten onderzocht men de mate van snurken tijdens een nacht zonder, gevolgd door een nacht met een neusstrip. Er bleek geen significant verschil te zijn.12 Nadelig effect. Eén onderzoek maakte melding van niezen na toepassing van de strip; dit kwam voor bij 1 van de 30 patiënten in dit onderzoek.11
Nasale en orale lubricantia
Gunstig effect. Met lubricantia worden de neus of keel vochtiger. Hierbij worden neusspray’s en/of gorgeloplossingen op plantaardige basis gebruikt. In de eerdergenoemde systematische review werd geconcludeerd dat er vanwege beperkt beschikbaar onderzoek geen uitspraak gedaan kon worden over de effectiviteit van deze middelen.11 Een latere RCT (n=40) onderzocht de mate van snurken tijdens een nacht zonder, gevolgd door een nacht met gebruik van een oraal lubricans. Er bleek geen significant verschil te zijn.12 In één RCT (n=85) werden een neusspray en een gorgelvloeistof vergeleken met placebo.13 Er was een gunstig effect van de neusspray vergeleken met placebo (OR 5,91; 95%-BI 1,48-23,6). De gorgeloplossing was niet effectief: OR 3,11; (95%-BI 1,48-23,6). Omdat het om een per-protocolanalyse ging – de uitval was bijna 40% – is de conclusie twijfelachtig. Nadelige effect. Er werd geen melding gemaakt van nadelige effecten.
Wat is het effect van conservatieve maatregelen op snurken?
Vermagering
Gunstig effect. Er zijn geen RCT’s gevonden die specifiek het effect van vermagering op snurken als onderwerp hebben. Een 10 jaar durend cohortonderzoek bij 690 personen met sleep disorderedbreathing (SDB) levert echter wel indirect bewijs; onder dit begrip valt zowel benigne snurken als het slaapapneusyndroom.14 Er werd een associatie gevonden tussen gewichtsverandering en apneu/hypopneu-index (AHI: de som van apneus en hypopneus per uur slaap). Gewichtstoename van 10% was geassocieerd met een toename van AHI van 32% (95%-BI 20-45). Gewichtsverlies van 10% was geassocieerd met een afname van AHI van 26% (95%-BI 18-34). Nadelig effect. Er werden geen nadelige effecten beschreven.
Wijziging slaaphouding
Gunstig effect. In een RCT met twintig asymptomatische mannelijke snurkers werd het effect van wijziging van slaaphouding op snurken onderzocht.15 Het gemiddeld aantal snurkperioden bleef gelijk. Bij acht personen was er verbetering; bij twee personen bleef het snurken gelijk, terwijl er bij de overige acht personen zelfs een toename was. Nadelig effect. Er werden geen nadelige effecten beschreven.
Intranasale corticosteroïden
Gunstig effect. Een RCT vergeleek het effect van intranasaal fluticason met placebo bij 24 snurkers.16 Er bleek geen significant effect op de reductie van de objectief geregistreerde snurkgeluiden bij personen die zwaar snurkten (>63 dB). Nadelig effect. Er werden geen nadelige effecten beschreven.
Mechanische intraorale hulpstukken
Gunstig effect. Stradling et al. vergeleken het effect van mandibulaire repositieapparatuur (MRA) bij 15 snurkers die één nacht zonder en één nacht met het hulpstuk sliepen.17 Er was een gunstig effect van MRA, zowel in het aantal snurkgeluiden (p18 De intensiteit van het snurken (% snurkgeluiden =50 dB) nam eveneens significant af, namelijk van 42,0 +/- 25,0% naar 26,2 +/- 25,2% (pNadelig effect. Een meerderheid van de patiënten ervaarde één of meer nadelige effecten op korte termijn, te weten toe- of afgenomen speekselvorming, gevoelige tanden, kaken, tong en/of tandvlees en/of het gevoel een andere occlusie te hebben.7 Uit het tot nu toe grootste follow-uponderzoek naar MRA-behandeling dat 12 jaar duurde waaraan 160 benigne snurkers deelnamen, kwam naar voren dat 24% in verband met ervaren ongemak de behandeling staakte.19
Laser-assisted uvulopalatoplastiek (LAUP)
Gunstig effect. In een grote RCT (n=741) werd gerapporteerd dat bij 70% van de patiënten het snurken was verdwenen en bij 25% verminderd. De duur van de follow-up werd hierbij echter niet gerapporteerd.20 Een recente RCT (n=25) vergeleek na 3 maanden het effect van eenmalige LAUP-procedure met een ‘placebobehandeling’ (gesimuleerde chirurgie) op subjectief en objectief gemeten intensiteit van snurken en het aantal snurkgeluiden per uur.21 Er werd geen effect gemeten van een eenmalige LAUP-procedure in vergelijking met de placebobehandeling. Uit een ander onderzoek (n=53) blijkt dat het gunstige effect van LAUP op snurken op de lange termijn afneemt.22 Na 18-24 maanden is het subjectief gemeten succespercentage teruggelopen tot 55%. Nadelig effect. Als complicaties van de LAUP worden bloedingen (2%) en infecties (0,5%) genoemd. Spraakstoornissen en smaakverlies traden ook op (respectievelijk bij 0,5% en 0,3%).9
Somnoplastiek
Gunstig effect. Uit een onderzoek (n=59) waarbij 36 patiënten de subjectieve bevindingen na de procedure weergaven, meldde 58% verbetering na een gemiddelde follow-up van 17,5 maanden.23 Bij slechts 22% bleek het snurken met ruim de helft verminderd. Een niet-gerandomiseerd onderzoek (n=20) vergeleek somnoplastiek met MRA.24 Het verschil in vermindering van het aantal minuten snurken was niet significant (p= 0,24). Het onderzoek is van beperkte waarde door het geringe aantal deelnemers en het feit dat er geen randomisatie plaatsgevonden had. Nadelig effect. Postoperatief werd alleen keelpijn gedurende 48 uur na de somnoplastiek gemeld.
Conclusie
Snurken is een veelvoorkomende klacht. Het effect van vrij verkrijgbare middelen op snurken is moeilijk te beoordelen vanwege de schaarste aan goede onderzoeken. De meeste bestaande onderzoeken konden geen gunstig effect aantonen. Voor vermagering is slechts indirect bewijs beschikbaar. Aanpassing van de slaaphouding bleek in één beperkt onderzoek niet effectief. Intranasale corticosteroïden zijn niet effectief. Intraorale hulpstukken blijken een gunstig effect te hebben op snurken. Een aanzienlijk deel van de patiënten stopt echter in verband met het ervaren ongemak. Wanneer conservatieve behandeling geen resultaat heeft, kan de huisarts verwijzen naar de KNO-arts. Momenteel worden de chirurgische technieken LAUP en somnoplastiek het meest toegepast. Bij beide technieken treedt over het algemeen na meerdere procedures een gunstig kortetermijneffect op. Op langere termijn neemt het gunstige effect echter af. Somnoplastiek blijkt minder complicaties te geven dan LAUP.
De bijdragen in de serie Kleine kwalen worden gepubliceerd in het gelijknamige boek onder redactie van J.A.H. Eekhof, A. Knuistingh Neven en Th.J.M. Verheij. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg (nu 4e editie 2001: ISBN 90-352-2412-4). Publicatie in H&W gebeurt met toestemming van de uitgever.
Literatuur
- 1.↲Knuistingh-Neven A. Het slaapapneusyndroom in de huisartsenpraktijk. Proefschrift Leiden 1996.
- 2.↲Jones TM, Ah-See KW. Surgical and non-surgical interventions used primarily for snoring. (Protocol) The Cochrane Database of Systemic Reviews 2001, Issue 1. CD003028.
- 3.↲↲Lloberes P, Levy G, Descals C, Sampol G, Roca A, Sagales T, et al. Self-reported sleepiness while driving as a risk factor for traffic accidents in patients with obstructive sleep apnoea syndrome and in non-apnoeic snorers. Respir Med 2000;94:971-6.
- 4.↲↲↲↲↲Van Dooren EC, Van Kralingen KW, Knuistingh Neven A. Overmatig snurken en slaperigheid: diagnostische mogelijkheden. In: Bolk JH, Birnie J, Knuistingh Neven A, De Meijer PHEM, Vliet Vlieland CW, redactie. Diagnostische Strategieën. Leiden: Boerhaave Commissie voor Postacademische Onderwijs in de Geneeskunde, LUMC, 2004.
- 5.↲↲Counter P, Wilson JA. The management of simple snoring. Sleep Med Rev 2004;8:433-41.
- 6.↲Naughton MT. Assessment and management of the patient presenting with snoring. Aust Fam Physician 2002;31:985-8.
- 7.↲↲Remmelink HJ. State-of-the-art in de behandeling van snurken en slaapapneu. Ned Tijdschr Tandheelk 2003;110:38-45.
- 8.↲Hoekema A, Stegenga B, De Bart LGM. Efficacy and co-morbidity of oral appliances in the treatment of obstructive sleep apnea-hypopnea: a systemic review. Crit Rev Oral Biol Med 2004;15:137-55.
- 9.↲↲Littlefield PD, Mair EA. Snoring surgery: which one is best for you? Ear Nose Throat J 1999;78:861-5.
- 10.↲Trotter MI, D’Souza AR, Morgan DW. Simple snoring: current practice. J Laryngol Otol 2003;117:164-8.
- 11.↲↲↲Meoli AL, Rosen Cl, Kristo D, Kohrman M, Gooneratne N, Aguillard RN, et al. Clinical practice research committee, American Academy of Sleep Medicine. Nonprescription treatments of snoring and obstructive sleep apnea: an evaluation of products with limited scientific evidence. Sleep 2003;26:619-24.
- 12.↲↲Michaelson PG, Mair EA. Popular snore aids: Do they work? Otolaryngol Head Neck Surg 2004;130:649-58.
- 13.↲Prichard AJ. The use of essential oils to treat snoring. Phytother Res 2004;18:696-9.
- 14.↲Peppard PE, Young T, Palta M, Dempsey J, Skatrud J. Longitudinal study of moderate weight change and sleep-disordered breathing. JAMA 2000;284:3015-21.
- 15.↲Braver HM, Block AJ. Effect of nasal spray, positional therapy and the combination thereof in the asymptomatic snorer. Sleep 1994;17:516-21.
- 16.↲Kiely JL, Nolan P, McNicholas WT. Intranasal corticosteroid therapy for obstructive sleep apnea in patients with co-existing rhinitis. Thorax 2004;59:50-5.
- 17.↲Stradling JR, Negus TW, Smith D, Langford B. Mandibular devices for the control of snoring. Eur Respir J 1998;11:447-50.
- 18.O’Sullivan RA, Hillman DR, Mateljan R, Pantin C, Finucane KE. Mandibular advancement splint: an appliance to treat snoring and obstructive sleep apnea. Am J Respir Crit Care Med 1995;15:194-8.
- 19.↲Marklund M, Stenlund H, Franklin KA. Mandibular advancement devices in 630 men and women with obstructive sleep apnea and snoring: tolerability and predictors of treatment success. Chest 2004;125:1270-8.
- 20.↲Kamami YV. Outpatient treatment of snoring with CO2 laser: laser assisted UPPP. J Otolaryngol 1994;23:391-4.
- 21.↲Larrosa F, Hernandez l, Morello A, Ballester E, Quinto L, Montserrat JM. Laser-assisted uvulopalatoplasty for snoring: does it meet the expectations? Eur Resp J 2004;24:66-70.
- 22.↲Wareing MJ, Callanan VP, Mitchell DB. Laser assisted uvulopalatoplasty: six and eighteen month results. J Laryngol Otol 1998;112:639-41.
- 23.↲Trotter MI, D’Souza AR, Morgan DW. Medium-term outcome of palatal surgery for snoring using the Somnus unit. J Laryngol Otol 2002;116:116-8.
- 24.↲Cartwright R, Venkatesan TK, Caldarelli D, Diaz F. Treatments for snoring: a comparison of somnoplasty and an oral appliance. Laryngoscope 2000;110:1680-3.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.