Nieuws

Weerstand opbouwen

Gepubliceerd
10 juli 2002

Voor 1940 was een goede dokter iemand die goed kon diagnosticeren, een duidelijke prognose kon geven en dit alles met de nodige empathie kon meedelen aan de patiënt. Slechte dokters schreven medicijnen voor, het merendeel onwerkzaam. Anno 2002 is die goede dokter iemand die goed diagnosticeert, een duidelijke prognose geeft en met empathie weinig medicatie voorschrijft; een slechte dokter schrijft veel medicijnen voor, het merendeel wel werkzaam, maar niet voor de kwaal van de patiënt. 1 Om een goede prognose te kunnen leveren, heeft die dokter gegevens nodig uit prognostisch onderzoek. Ball et al. volgden 1246 kinderen van de geboorte tot de leeftijd van 13 jaar en registreerden de aantallen gewone verkoudheden. 2 Kinderen in de eerste 3 levensjaren die een crèche bezochten, bleken de helft meer verkoudheden te hebben in de eerste 6 levensjaren in vergelijking met kinderen die in die tijd thuis bleven. In de periode daarna – van 6 tot 12 jaar – was het aantal verkoudheden de helft minder. Dokters stellen ouders dus terecht gerust door te zeggen dat de frequente verkoudheden in het begin van het leven geen kwaad kunnen, het immuunsysteem stimuleren en daardoor enige tijd later bescherming bieden tegen diezelfde ongemakken. (PL)

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen